Terwijl de bouwers de fundamenten van het heiligdom van de HEER legden, stelden de priesters, gekleed in ambtsgewaad, zich op met trompetten, en de Levieten, de nakomelingen van Asaf, stelden zich op met cimbalen, om de HEER te prijzen volgens de aanwijzingen van David, de koning van Israël. Zij dankten en prezen de HEER, en ze zongen in beurtzang:

‘Hij is goed, eeuwig duurt Zijn trouw aan Israël.’ Heel het volk begon daarop luid te juichen en de HEER te prijzen omdat de fundamenten van de tempel van de HEER werden gelegd. Veel priesters, Levieten en familiehoofden, de ouderen die de eerste tempel nog hadden gezien, huilden luid toen voor hun ogen de fundamenten van de tempel werden gelegd, maar vele anderen juichten en jubelden. Juichen en huilen waren niet meer te onderscheiden, het gejubel was zo sterk dat het tot op grote afstand te horen was.

Loading

0Shares